donderdag 16 januari 2014

Nammo boeddhaya, dhammaya, sanghaya.
Het pleidooi van Paul (Boersma) om Nekkhama als norm voor onderricht te hanteren ondersteun ik van harte, zo zie ik de ontwikkeling van begeerteloosheid (Viraga) van een yogi niet als iets dat je kant een klaar ontvangt nadat je een Magga en Pahala ervaring hebt gehad, maar als een voortdurende vorming en hervorming van de eigen Akusala eigenschappen tot dat uiteindelijk alle bezoedelingen (Asava) van de geest overwonnen zijn. Uiteraard zie ik het woord Viraga voor begeerteloosheid en Nekkhama als zelfverloochening, d.w.z. het achterstellen en verlaten van eigenbelangen en interesses. Ik ben tevens eens met Paul’s opvatting dat nekkhama (eigenlijk alle parami’s) ontwikkeld moet worden zelfs over meerdere existenties.

Het is namelijk onze taak als Vipassana leraar om de yogi naar een “nirodha” ervaring te leiden, dit is alleen te verwezenlijken wanneer de parami’s en Bodhipakkhiyadhamma tot een redelijk niveau zijn ontwikkeld waardoor het doorstoten naar het bovenwereldse mogelijk is. Dus als Vipassana leraren moeten wij de yogi’s aanmoedigen om de Parami’s (dus alle parami) te ontwikkelen. Vandaar klopt de stelling niet dat nekkhama slechts van belang is wanneer je naar de Anagami status streeft. Want ook bij de eerste keer dat je de overgang naar het bovenwereldse maakt, zijn sterk ontwikkelde parami’s en de aanwezigheid van bodhipakkhiyadhamma’s nodig. Als het goed is komen de bodhipakkhiyadhamma’s op tijdens anulomañana, maar het zijn de parami’s die er voor zorgen dat de oversteek tijdens gotrabhuñana daadwerkelijk plaatsvindt zodat je de oever van maggaphala kan bereiken.

De ontwikkeling van parami en bojjangga (d.w.z. bodhipakkhiya) kan natuurlijk nooit de latente en prominente aanwezigheid van asava kilesa verdringen wanneer je de ontwikkeling van de eerste twee genoemde over laat aan de meditatieve uren van 2 maanden in het jaar, of een uur per dag, of een weekend per maand. Want de asava’s zijn inherent aan de menselijke conditioneringen en bewustzijn (daarmee bedoel ik sankhara viññana), die je ontwikkeld hebt sedert je eerste adem bij geboorte tot vandaag. Met andere woorden wordt succes pas mogelijk als je bodhipakkhiya blijft beoefenen buiten de formele meditatie uren.
Daardoor ontkomt je er niet aan dat je alle parami factoren moet blijven ontwikkelen buiten de meditatie uren. Dana, Sila, Khanti, Metta, Adhitana en Nekkhamma zijn de meest zichtbare eigenschappen die je als leek in het dagelijks leven kan ontwikkelen, omdat het meestal getoond wordt door duidelijke keuzes die gevolgd worden door zichtbare lichamelijke handelingen. Pañña, Upekkha, Viriya en Sacca zullen vanzelf volgen wanneer de yogi voor een groot deel de eerst genoemde eigenschappen heeft kunnen ontwikkelen en de mentale eigenschappen op hun beurt in het vizier komen.

Als leraar is het absoluut nodig dat je de yogi kamesu michacara aanbeveelt en zelfs dat je ze brahmacariya voorstelt, omdat het bevorderlijk is voor de ontwikkeling van samadhi. Als zij dat niet willen dan is het hun keus maar je hebt als leraar je plicht gedaan: de weg gewezen naar nirodha. Vandaar kan je onmogelijk een standpunt innemen of verkondigen die in principe het toegeven betekent aan de indrukken die je via de poorten van de zintuigen ontvangen hebt. Terstond afstand kunnen nemen van concepten verbonden aan de indrukken van de zintuigen is namelijk een voorwaarde voor de latere uitdoving van alle zintuigen bij nirodha.  Ben je hierin niet bekwaam dan kom je ook niet in nirodha.
Desalniettemin, is het boeddhisme geen moralistische leer en kent geen veroordeling van onkuis gedrag. Maar erkent alleen de toegeëigend kamma – vipakka wetmatigheid, d.w.z. het is ieders persoonlijke keus welk soort levensstijl iemand graag erop wil nahouden zolang je maar weet dat je de gevolgen onherroepelijk terug krijgt op je eigen bord. Maar de juiste weg is duidelijk: uiteindelijk moet je het wereldse de rug toekeren en het huishoudelijk bestaan opgeven. Het is dus een keus die je zelf moet maken waarvan je de consequenties van wel of niet ook zelf durft te accepteren.

Het gaat dus niet om wat principieel juist en onjuist is, of wat progressief of conservatief is, maar de mate van autoriteit die je nodig hebt om spiritueel onderricht te kunnen geven. Dat je woorden zonder reserve als houvast kunnen dienen voor de zoekende yogi. Dat is de verplichting die we op onze hals hebben genomen toen we het leraarschap hadden aanvaard. Want je bent feitelijk niet alleen facilitator maar voornamelijk de gids naar het bovenwereldse. En dit laatste komt zeker in de verdrukking als de yogi merkt dat de leraar open staat voor een emotionele en intieme band, dat de leraar niet vrij is van de dwangmatigheid van de eigen gevoelens en gedachten.

Dit soort situaties vormen tevens de kans om de kracht van je eigen “zelfverloochening” als leraar te testen, ben je in staat of niet om door twee of drie keer de aandacht te richten op je oog, oor, neus en geest, je geheel onthechten van gevoelens van sympathie, verliefdheid en verlangen? Ben je instaat om het object van je verhouding te zien als een zak huid gevuld met botten, pis, pus, bloed, slijm, ingewanden, lichaamsharen, of het te zien als een samenstelling van lucht, aarde, vuur en water zonder een blijvende waarde?

Toch stelt vipassana ook de gelegenheid open om in je “persoonlijke” sfeer je eigen levenswijze in te richten conform het niveau van overtuiging die je tot nu toe hebt opgebouwd. Zolang datgene wat je in je perceptie als Sila ziet vrij is van geweld (ahimsa); kwaadwilligheid (vyapada) en eigenbelang (mijn invulling van Nekkhama). Eerlijk gezegd heb ik nooit een Thaise bhikku een preek horen houden tegen onkuisheid, maar wel over het opbrengen van begrip voor de omstandigheden en hoe je iemand in die situatie eruit kan helpen.
Daarom pleit ik om vast te stellen zoals reeds in het concept Ethische Code staat dat nooit en te nimmer een leraar onder alle omstandigheden een intieme relatie met een directe leerling zal hebben maar anderzijds ons ook weerhouden over uitspraken over de persoonlijke inrichting van een individuele liefdesvorm. Wij weten in ons achterhoofd, dat de juiste weg echter van een of meer relaties naar helemaal geen of geheel onthouding is.

Mahamanggalam!

Geen opmerkingen:

Een reactie posten